Vragen over intern toezicht
In principe hebben alle vergunningplichtige zorgaanbieders een interne toezichthouder. Er is een aantal uitzonderingen waarbij de interne toezichthouder niet verplicht is:
- met tien of minder zorgverleners;
- met vijfentwintig of minder zorgverleners én als de zorgaanbieder tegelijkertijd voldoet aan beide onderstaande criteria:
- bij de zorgaanbieder kunnen cliënten niet gedurende ten minste een etmaal verblijven;
- er is geen sprake van medisch specialistische zorg en ook niet van persoonlijke verzorging, begeleiding of verpleging.
Daarnaast is een klein aantal specifieke uitzonderingen:
- academische ziekenhuizen;
- zorgaanbieders die zijn aangewezen als private instelling voor de verpleging van ter beschikking gestelden op grond van de Wet forensische zorg;
- particuliere inrichtingen (zoals beschreven in de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen);
- familie- of ouderinitiatieven: dit zijn instellingen waar cliënten verblijven waarvan de zorg uitsluitend wordt bekostigd uit een persoonsgebonden budget en de meerderheid van de zeggenschap in de dagelijkse of algemene leiding van die instelling is belegd bij de cliënten die in die instelling verblijven, hun wettelijke vertegenwoordigers of bloed- of aanverwanten.
Nee, niet direct. Voor deze zorgaanbieders geldt dat zij binnen zes maanden na die overschrijding de vergunning aangevraagd hebben. Op het moment van aanvraag van de Wtza-vergunning, moet de zorgaanbieder voldoen aan de eisen voor een interne toezichthouder.
De vergunningplicht in de Wtza geldt - evenals de eis van de interne toezichthouder - niet voor onderaannemers, tenzij de hoofdaannemer een ‘lege huls’ is.
Een ‘lege huls’ is een zorgaanbieder die zelf geen zorg verleent en uitsluitend zorg laat verlenen door een onderaannemer. In het geval van een ‘lege huls’ moeten zowel de hoofdaannemer als de onderaannemer over een toelatingsvergunning beschikken en in dat kader vaak ook over een interne toezichthouder.
Het kan zijn dat de interne toezichthouder van de zorgaanbieder die uitsluitend in opdracht van die ‘lege huls’ werkt, bestaat uit dezelfde personen als de interne toezichthouder van de hoofdaannemer (‘lege huls’). Dit mag niet als de hoofdaannemer (‘lege huls’) aandelen houdt in de onderaannemer, tenzij sprake is van een groep (artikel 2:24b BW).
De IGJ houdt toezicht op de naleving van de eisen voor een interne toezichthouder.
De IGJ kan met een last onder dwangsom de zorgaanbieder verplichten alsnog aan de eisen met betrekking tot een interne toezichthouder te voldoen. Daarbij kan de IGJ aan het CIBG adviseren de toelatingsvergunning in te trekken.
Vraag hierover advies bij de Nederlandse Vereniging van Toezichthouders in Zorg en Welzijn (NVTZ).
Nee, een intern toezichthouder komt niet in plaats van een Raad van Toezicht. De Raad van Toezicht kan de taken van een interne toezichthouder vervullen. Als dat zo is, is de Raad van Toezicht de interne toezichthouder zoals bedoeld in de Wtza. Hetzelfde geldt voor een al bestaande Raad van Commissarissen.
Er moet een orgaan zijn dat de taken van de interne toezichthouder vervult. Welke benaming dit orgaan heeft, is voor de Wtza niet van belang. Als bestaande organen (zoals een Raad van Toezicht of een Raad van Commissarissen) de taken van een interne toezichthouder vervullen, is het wel zaak om goed te kijken naar de eisen die de Wtza stelt aan de (benoeming en het functioneren van de) interne toezichthouder en eventueel de statuten (bij rechtspersonen) of reglementen (bij niet-rechtspersonen) en de werkwijze aan te passen aan de eisen van de Wtza.
Dit hangt af van de omstandigheden. Het gaat dan niet om de omvang van de organisaties, maar om de soort werkzaamheden die zij verrichten en het verzorgingsgebied waarin zij dit doen.
Leden van de interne toezichthouder van een zorgaanbieder, mogen geen lid zijn van een andere interne toezichthouder van een zorgaanbieder die geheel of gedeeltelijk dezelfde werkzaamheden verricht binnen hetzelfde verzorgingsgebied. Anders komt de onafhankelijkheid van de interne toezichthouder in het geding.
De zorgaanbieder kan wel gebruik maken van een interne toezichthouder van een zorgaanbieder die:
- andere werkzaamheden binnen hetzelfde verzorgingsgebied verricht; en
- dezelfde werkzaamheden binnen een ander verzorgingsgebied verricht.
Wat het verzorgingsgebied (het gebied dat vanuit een bepaald centrum of een bepaalde voorziening wordt bediend) van een zorgaanbieder is, hangt af van het type zorgaanbieder. Het verzorgingsgebied van een huisartsenpraktijk beperkt zich bijvoorbeeld tot de wijk waarin het actief is, maar bij een ziekenhuis gaat het doorgaans om de regio die het bedient. Het verzorgingsgebied van specialistische centra kan landelijk of zelfs internationaal zijn.
Als het gaat om de bevoegdheden van de interne toezichthouder, regelt de Wtza dat de interne toezichthouder:
- toezicht houdt op het beleid van de dagelijkse of algemene leiding van de zorgaanbieder en de algemene gang van zaken binnen de organisatie en de dagelijkse of algemene leiding met raad ter zijde te staat;
- hierin onafhankelijk opereert;
- zich bij de vervulling van zijn taak richt naar het belang van de zorgaanbieder, het te behartigen maatschappelijke belang en het belang van de betrokken belanghebbenden;
- een profielschets opstelt voor de leden van de interne toezichthouder;
- recht heeft op informatie om het toezicht goed uit te kunnen voeren.
Daarbij verplicht de Wtza om in de statuten (bij rechtspersonen) of een schriftelijke regeling (bij niet-rechtspersonen) vast te leggen wat de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de leiding en de interne toezichthouder is en hoe wordt omgegaan met eventuele conflicten. De Wtza regelt niet meer dan het bovenstaande als het gaat om de bevoegdheden en taken voor de interne toezichthouder.
Nee, dat is niet automatisch zo. Er zijn in de Wtza aanvullende eisen opgenomen ten aanzien van de interne toezichthouder.
De WBTR is een algemene wet en geldt voor alle verenigingen, stichtingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen in Nederland, zowel binnen als buiten de zorg. Op niet-rechtspersonen (bijvoorbeeld eenmanszaken of vof) is de WBTR niet van toepassing.
De Wtza is een specifieke wet, die alleen geldt voor zorgaanbieders. Als deze zorgaanbieders rechtspersonen zijn, geldt dus zowel de Wtza als de WBTR. Als een zorgaanbieder geen rechtspersoon (maar bijvoorbeeld een vof of een eenmanszaak) is, dan heeft hij alleen te maken met de regels van de Wtza.
Nee. Ouder/ familie-initiatieven (hierna: ‘ouderinitiatieven’) zijn vergunningplichtig, maar zijn uitgezonderd van de verplichting om een interne toezichthouder te hebben. Ze komen voor deze uitzondering alleen in aanmerking als ze aan de volgende voorwaarden voldoen:
- De zorg wordt uitsluitend bekostigd via pgb;
- De meerderheid van de zeggenschap in de dagelijkse of algemene leiding is belegd bij de cliënten die in de instelling verblijven, hun wettelijke vertegenwoordigers of bloed- of aanverwanten.
Achtergrond
De reden hiervoor zit in het bijzondere karakter van deze organisaties. Het gaat bij ouderinitiatieven om organisaties waarbij de zorg uitsluitend wordt bekostigd uit een bundeling van persoonsgebonden budgetten én waarbij de zeggenschap ligt bij de cliënten, hun ouders of familieleden die deze zorg zelf inkopen.
Bij een persoonsgebonden budget is de budgethouder, daarin vaak bijgestaan door zijn vertegenwoordiger, degene die bepaalt of de kwaliteit van de zorg goed is. Het zorgkantoor komt bij de budgethouder op huisbezoek en controleert of de budgethouder tevreden is over de kwaliteit en de passendheid van de geboden zorg en of de administratie van de budgethouder op orde is. Ook bij ouderinitiatieven zal een dergelijke controle plaatsvinden, aangezien het ouderinitiatief de thuissituatie van de budgethouders is.
Voor de beslissing om ouderinitiatieven uit te zonderen van de verplichting met betrekking tot de interne toezichthouder, is van groot belang dat de zeggenschap en de regie in geval van ouderinitiatieven berusten bij de cliënten, hun ouders of familieleden. De ouders of familieleden die deelnemen in het bestuur, mogen niet worden bekostigd uit de persoonsgebonden budgetten (het zorgkantoor ziet hierop toe). Er is dan ook geen sprake van een organisatie die werkt vanuit commerciële doeleinden en waarbij de financiële belangen voorop staan. Daarnaast is bij ouderinitiatieven sprake van een situatie met een permanente hoge mate van betrokkenheid bij en zicht op de kwaliteit en de kwantiteit van de zorg door de ouders of familieleden.
Er zijn vanuit de Wtza geen verplichtingen voor vergoedingen voor de leden van het interne toezicht. Er mag een passende vergoeding worden betaald voor de verrichte werkzaamheden. De leden van de interne toezichthouder kunnen hun toezichthoudende taak ook op vrijwillige basis uitvoeren.
De maximale vergoeding voor toezichthouders in de zorg is geregeld in de Wet Normering Topfunctionarissen (WNT).
De Wtza komt deels overeen met de Governancecode Zorg, maar de Wtza bevat niet precies dezelfde eisen (zoals het minimum aantal leden van de interne toezichthouder en de vereisten voor benoembaarheid). Het is dus niet per definitie voldoende als de statuten voldoen aan de Governancecode Zorg. Andersom, als u aan de Wtza voldoet betekent het niet dat u aan de Governancecode Zorg voldoet.